De energie-infrastructuur is niet geschikt voor de piekbelastingen die veroorzaakt worden door de productie van duurzame energie en door elektrificatie van het energiegebruik. Daarnaast is het aanbod van duurzame energie niet op hetzelfde moment als de behoefte aan energie.
Er wordt hard gewerkt aan het oplossen van deze problematiek. Bijvoorbeeld door het aanpassen van de energienetwerken en het bouwen van batterijsystemen. In principe kunnen gebouwen zelf ook een goede bijdrage leveren aan oplossingen voor deze twee problemen. Elk gebouw wordt namelijk gekenmerkt door een zekere energieflexibiliteit: de mogelijkheid om te schuiven met de energiebehoefte.
De gebouwde omgeving heeft een enorm potentieel ten aanzien van energieflexibiliteit. Dit potentieel willen we in een aantal concrete gebouwen inzichtelijk maken en ontsluiten aan de hand van het rapport KT 42 Energieflexibiliteit van Gebouwen en het bijbehorende plan van aanpak. Dit draagt direct bij aan verduurzamingsopgave en de actuele congestieproblematiek. De start van het project vindt plaats in het voorjaar van 2024.
Deze energieflexibiliteit heeft vooral betrekking op:
In Q1 2024 zijn een drietal gebouwen geselecteerd, die zijn aangedragen via de TVVL Expertgroepen Gebouwbeheer & Automatisering en Klimaattechniek. In Q2 wordt gestart met de praktijkproeven. De praktijkproeven vinden plaats in de periode van het zogenaamde ‘koel’ seizoen, start voorjaar 2024.
Bij energieflexibiliteit wordt snel gedacht aan batterijen of slim laden van elektrisch vervoer. Maar ook zonder aanvullende voorzieningen zijn er ook mogelijkheden voor het flexibiliseren van de energiebehoefte van een gebouw:
Er wordt een verslaglegging gedaan van de bevindingen, waarbij een toetsing plaats vindt met behulp van het rapport KT42 Energieflexibiliteit in gebouwen. De resultaten worden gepresenteerd in TVVL Magazine en op de TVVL Techniekdag.
Een energieflexibel gebouw kan bijdragen aan het oplossen van een aantal problemen in de duurzame energievoorziening:
Om het energieflexibiliteitpotentieel van een gebouw te ontsluiten, is het idee ontstaan om een aantal praktijkproeven te realiseren zodat het eerder gepubliceerde rapport KT 42 Energieflexibiliteit van Gebouwen en de aanpak kan worden getoetst en eventueel worden aangescherpt. Na een wisselvallig voorjaar, lopen de temperaturen eind juli 2024 voorzichtig op, daardoor wordt het actief koelvermogen van een gebouw aangesproken. Inmiddels zijn er toezeggingen van Veolia, huurder van een kantoorgebouw en Auerhaan als gebouweigenaar, zodat er direct kan worden gestart met de praktijkproeven. Als vertrekpunt is gedetailleerde informatie van het gebouw en de aanwezige installaties beschikbaar. De experimenten richten zich op de reguliere gebouwinstallaties en bijvoorbeeld niet op bijvoorbeeld laadpalen en accu’s. In zijn algemeenheid hebben de proeven betrekking op hoe het schakelgedrag van de comfortinstallatie koelen beïnvloed kan worden door gebruik te maken van de bandbreedte in de comforttemperatuur. Het effect van de proeven wordt op finaal energiegebruik geanalyseerd.
Een greep uit een aantal proeven:
De energie-infrastructuur is niet geschikt voor de piekbelastingen die veroorzaakt worden door de productie van duurzame energie en door elektrificatie van het energiegebruik. Daarnaast is het aanbod van duurzame energie niet op hetzelfde moment als de behoefte aan energie.
Er wordt hard gewerkt aan het oplossen van deze problematiek. Bijvoorbeeld door het aanpassen van de energienetwerken en het bouwen van batterijsystemen. In principe kunnen gebouwen zelf ook een goede bijdrage leveren aan oplossingen voor deze twee problemen. Elk gebouw wordt namelijk gekenmerkt door een zekere energieflexibiliteit: de mogelijkheid om te schuiven met de energiebehoefte.
De gebouwde omgeving heeft een enorm potentieel ten aanzien van energieflexibiliteit. Dit potentieel willen we in een aantal concrete gebouwen inzichtelijk maken en ontsluiten aan de hand van het rapport KT 42 Energieflexibiliteit van Gebouwen en het bijbehorende plan van aanpak. Dit draagt direct bij aan verduurzamingsopgave en de actuele congestieproblematiek. De start van het project vindt plaats in het voorjaar van 2024.
Deze energieflexibiliteit heeft vooral betrekking op:
In Q1 2024 zijn een drietal gebouwen geselecteerd, die zijn aangedragen via de TVVL Expertgroepen Gebouwbeheer & Automatisering en Klimaattechniek. In Q2 wordt gestart met de praktijkproeven. De praktijkproeven vinden plaats in de periode van het zogenaamde ‘koel’ seizoen, start voorjaar 2024.
Bij energieflexibiliteit wordt snel gedacht aan batterijen of slim laden van elektrisch vervoer. Maar ook zonder aanvullende voorzieningen zijn er ook mogelijkheden voor het flexibiliseren van de energiebehoefte van een gebouw:
Er wordt een verslaglegging gedaan van de bevindingen, waarbij een toetsing plaats vindt met behulp van het rapport KT42 Energieflexibiliteit in gebouwen. De resultaten worden gepresenteerd in TVVL Magazine en op de TVVL Techniekdag.
Een energieflexibel gebouw kan bijdragen aan het oplossen van een aantal problemen in de duurzame energievoorziening:
Om het energieflexibiliteitpotentieel van een gebouw te ontsluiten, is het idee ontstaan om een aantal praktijkproeven te realiseren zodat het eerder gepubliceerde rapport KT 42 Energieflexibiliteit van Gebouwen en de aanpak kan worden getoetst en eventueel worden aangescherpt. Na een wisselvallig voorjaar, lopen de temperaturen eind juli 2024 voorzichtig op, daardoor wordt het actief koelvermogen van een gebouw aangesproken. Inmiddels zijn er toezeggingen van Veolia, huurder van een kantoorgebouw en Auerhaan als gebouweigenaar, zodat er direct kan worden gestart met de praktijkproeven. Als vertrekpunt is gedetailleerde informatie van het gebouw en de aanwezige installaties beschikbaar. De experimenten richten zich op de reguliere gebouwinstallaties en bijvoorbeeld niet op bijvoorbeeld laadpalen en accu’s. In zijn algemeenheid hebben de proeven betrekking op hoe het schakelgedrag van de comfortinstallatie koelen beïnvloed kan worden door gebruik te maken van de bandbreedte in de comforttemperatuur. Het effect van de proeven wordt op finaal energiegebruik geanalyseerd.
Een greep uit een aantal proeven: