Terug naar de kennisbank

Wijzigingen utiliteit in de EPG-norm (NEN 7120)

Interesse?

Download dan direct de PDF of lees eerst het beknopte overzicht.

Met de aanwijzing van NEN 7120 in het Bouwbesluit 2012 is een eind gekomen aan een tijdperk waarin voor de bepaling van de energieprestatie van woningen en utiliteitsgebouwen een aparte bepalingsmethode werd gehanteerd. In deze nieuwe methode is een flink aantal zaken gewijzigd. Voor utiliteitsbouw zijn de wijzigingen het grootst. Meer in detail zal dit artikel ingaan op de invloed van luchtbehandelingskasten (LBKs), hulpenergie en effecten bij de energieposten koeling en verlichting.

De nieuwe berekening is een stuk nauwkeuriger geworden. Dit is terug te zien in bijvoorbeeld de elektrische hulpenergie, die niet alleen van alle verschillende toestellen wordt meegenomen maar ook van bijvoorbeeld aanvullende distributiepompen en elektrische regelingen. Bij het berekende totale berekende energiegebruik voor een gebouw is daardoor een groter deel bestemd voor elektrische hulpenergie. De berekende energiebehoefte voor verwarming is met 40% tot 60% afgenomen ten opzichte van NEN 2916. De energiebehoefte voor koeling is daarentegen toegenomen, alhoewel verwarming in de berekening van de energieprestatie nog steeds dominant is. Bij deze verschuiving in de energieposten speelt het nieuwe klimaatjaar (uit NEN 5060) met warmere zomers, warmere winters en meer zonne-uren een belangrijke rol. Door deze verschuiving is het effect van energiezuinige opwekking van warmte met bijvoorbeeld een warmtepomp kleiner geworden, en de invloed van energiezuinige koelinstallaties juist groter. De grootste wijziging in de berekeningswijze van het energiegebruik bij utiliteitsgebouwen is het meenemen van luchtbehandelingskasten. Hierdoor wordt het energiegebruik voor verwarming en koeling apart bepaald voor de voorverwarmde of voorgekoelde lucht in de LBK en voor de resterende energiebehoefte in de vertrekken (rekenzones). Ook bij het onderdeel koeling is er een groot aantal wijzigingen doorgevoerd. Bij de bepaling van de koudebehoefte worden er meer aspecten meegenomen: het energiegebruik door ontvochtiging van de ventilatielucht, de invloed van betonkernactivering bij de koudebehoefte en het energiegebruik van ventilatoren in koeltorens en drycoolers. Tevens wordt bij koeling nu ook rekening gehouden met zomercomfort bij de afwezigheid van een koelinstallatie. In dat geval wordt bij de berekening van de energieprestatie de energiebehoefte voor koeling bepaald uit de berekende koudebehoefte met een fictieve compressiekoelmachine. In de oude berekening voor woningbouw (NEN 5128) was dit al het geval. Voor gebouwen waar geen koeling wordt toegepast, zoals bijvoorbeeld bij basisscholen, is dit een belangrijke wijziging. In NEN 2916 was verlichting de belangrijkste energiepost na verwarming. Door de grote daling van het energiegebruik voor verwarming in NEN 7120 behoort verlichting nu samen met verwarming tot de grootste energieposten.

Auteur(s): Ir. R.M.M. (Ren) van der Loos, DGMR bouw bv in ArnhemDit artikel is geschreven in opdracht van NEN (het Nederlands Normalisatie-instituut)

Lees meer in de PDF