Terug naar de kennisbank

Vergelijken van werkelijke prestatie met prestatie-eisen

Interesse?

Download dan direct de PDF of lees eerst het beknopte overzicht.

Software maakt prestatiegericht onderhoud mogelijk

Klimaatinstallaties worden steeds energiezuiniger, maar daarmee ook complexer. Een goede werking vraagt meer inzet van beheerders en onderhoudspartijen. DWA heeft een methodiek ontwikkeld, die afwijkingen in installaties visualiseert.

Eigenaren en beheerders van gebouwen vragen steeds vaker om het onderhoud prestatiegericht vorm te geven. De vraag is alleen hoe dat moet worden ingericht. Er kan vanuit verschillende invalshoeken naar een oplossing worden gezocht. Vanuit de gebruiker, vanuit een financieel exploitatiemodel of vanuit milieuoogpunt.Efficint onderhoud vereist de aanwezigheid van veel informatie. Voor het beoordelen van de prestaties van installaties, zullen gebouwbeheersystemen vooral de input van de benodigde data verzorgen. Het is niet verstandig een gebouwbeheersysteem (GBS) zelf te laten zeggen hoe goed het de componenten aanstuurt. Onvolkomenheden die in het systeem zitten, zullen dan buiten beeld blijven. Om toch op een onafhankelijke manier zicht te krijgen op de prestaties, startte DWA vijf jaar geleden met de ontwikkeling van Monavisa. Deze software is inmiddels uitontwikkeld en heeft zich bij talloze gebruikers bewezen. Er zijn intussen zon vijftig gebruikers, met name beheerders van grote kantoorcomplexen. Het programma functioneert als een paraplu over n of meer gebouwbeheersystemen. Ook kunnen energieregistratiesystemen (ERS) worden uitgelezen.Een belangrijk aspect binnen facility management is het zorgen dat de verschillende onderhoudspartijen allemaal hetzelfde doel voor ogen hebben, namelijk een zo goed mogelijk binnenklimaat tegen acceptabele exploitatiekosten. Dit kan worden bereikt door inzicht te geven in de kwaliteit van de installatie en wie daarvoor verantwoordelijk is. Door middel van KPIs (Key Performance Indicatoren) kan van tevoren een kwaliteitsniveau worden afgesproken. Voorbeelden hiervan zijn leveringsbetrouwbaarheid en rendement van de installatie. Dit wil niet zeggen dat er niet af en toe een storing mag optreden. Het proces daaromheen moet echter wel zo zijn ingericht dat de KPIs nog steeds worden behaald. Een warmte/koudeopslaginstallatie mag bijvoorbeeld best in storing gaan, zolang de gebruiker daar maar geen hinder van ondervindt en de storing snel genoeg is opgelost om het energetisch/financieel rendement optimaal te houden.

Auteur(s): Ir. S. (Siem) Opschoor, adviseur DWA

Lees meer in de PDF