Interesse?

Download dan direct de PDF of lees eerst het beknopte overzicht.

Dit artikel gaat in op verschillende aspecten van integraal simuleren in de praktijk. Wat is integraal simuleren? Hoe ver zijn we ermee? Welke meerwaarde heeft integraal simuleren? Welke problemen treffen we aan en welke kansen liggen er? Wat kunnen we simuleren en wat (nog) niet (goed)?

De voortschrijdende verduurzaming van onze gebouwde omgeving, waarbij een gebouw niet langer afnemer maar ook aanbieder van energie is, strengere prestatieeisen en wensen op allerhande gebieden, nieuwe contractvormen als ESCO en Dbfmo en de toenemende verwevenheid van gebouw, gebouwgebruik en gebouwinstallaties vragen, nog meer dan voorheen, om een nauwkeurige bepaling van de gebouwprestatie. Daarbij is een integrale aanpak, in de vorm van integraal simuleren, gewenst: de gebouwprestatie wordt bepaald door het integrale geheel van alle dynamische subsystemen (zie figuur 1, gebaseerd op [1]).Integraal simuleren wordt momenteel nog zelden toegepast. De huidige praktijk kenmerkt zich door het gebruik van verschillende simulatieprogrammas voor verschillende (energie) deelgebieden en verschillende ontwerpfasen. Afhankelijk van de hoeveelheid beschikbare informatie en/of gewenste output kan het ene of het andere simulatieprogramma geschikter zijn. In het repertoire van de gemiddelde adviseur bevinden zich dan ook tal van simulatieprogrammas: Vabi Elements, DIALux, Radiance, EPAU, Elevate, Phoenics CFD, Trnsys, Odeon, en ga zo maar door. Met spreadsheets worden, per fase, de resultaten uit de verschillende programmas gecombineerd.Deze mengelmoes aan simulatieprogrammas en verwerkingsprogrammas maakt dat veranderingen tijdens het ontwerpproces niet overal eentweedrie doorgevoerd zijn en dat het uitvoeren van varianten of optimalisatiestudies tijdrovend en foutgevoelig is. Dit speelt onder meer bij het gebouwmodel: in bijna ieder simulatieprogramma moet een (apart) gebouwmodel ingevoerd worden, dat vervolgens gedurende het ontwerpproces diverse malen aangepast moet worden. Het werken met een centraal gebouwmodel, bijvoorbeeld in SketchUp, en vanuit dit centrale model te exporteren naar de verschillende simulatieprogrammas, werkt in theorie maar gaat in de praktijk veelal niet goed. 

Auteur(s): Ir. R.N.H. (Richard) Claessen, ir. I. (Ivo) Vis; ABT bv

Lees meer in de PDF