Interesse?

Download dan direct de PDF of lees eerst het beknopte overzicht.

Dit artikel beschrijft de zoektocht naar een geschikte methode voor de evaluatie van het zomercomfort van eengezinswoningen, toepasbaar voor architecten in de vroege ontwerpfase. Onderzocht is of de toepassing van het EPB-rekenmodel per zone een geschikte benadering is voor een eerste indicatie van het zomercomfort. Daarnaast is een andere stationaire rekenmethode toegepast voor een schatting van de binnentemperatuur per uur in elke zone gedurende een zomermaand. Beide methoden zijn gevalueerd in een vergelijkende analyse met een multizonale dynamische simulatie in Trnsys voor een referentiewoning.

Er zijn heel veel gebouwsimulatieprogrammas beschikbaar om het energiegebruik en thermisch comfort van een gebouw te evalueren. Maar de meeste vergen een zeer gedetailleerde input of zijn complex in gebruik. Voor architecten zijn ze niet toegankelijk om in de vroege ontwerpfase toe te passen. Terwijl juist dan de belangrijkste beslissingen over energie en comfort worden genomen. Parameters zoals orintatie, gebouwvolume en compactheid worden in deze fase vastgelegd.Er is een methode in ontwikkeling om deze evaluatie toegankelijker te maken voor architecten. Onderzocht wordt hoe vanaf de vroege ontwerpfase relatief nauwkeurige output kan worden gegeven, rekening houdend met de beperkte inputdata. Deze evaluatiemethode is in eerste instantie bestemd voor woongebouwen. Dit artikel concentreert zich op de bepaling van een geschikte methode voor de evaluatie van het zomercomfort bij eengezinswoningen, toepasbaar voor architecten in de vroege ontwerpfase. In Vlaanderen geldt sinds 2006 de EPBwetgeving (EnergiePrestatie en Binnenklimaat). Deze wetgeving is ingevoerd in het kader van de Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD) [1]. In het EPBmodel wordt zomercomfort gevalueerd aan de hand van de oververhittingsindicator, die gebaseerd is op de overtollige warmtewinsten. Deze indicator biedt architecten een zeer eenvoudige en duidelijk te interpreteren globale indicatie van het te verwachten zomercomfort. De meeste Vlaamse architecten zijn vertrouwd met de EPBmethode en de oververhittingsindicator. Een uitbreiding van de methode kan dus een goede optie zijn om deze toe te passen in de vroege ontwerpfases. Het EPBrekenmodel volgt echter een stationaire benadering op maandbasis, waarbij het volledige gebouw als n thermische zone wordt beschouwd. Dit heeft tot gevolg dat bij goede resultaten in de EPB mogelijk toch problemen op het gebied van zomercomfort optreden in bepaalde ruimten van het woongebouw. Een evaluatie van het zomercomfort kan daarom het beste op kamerniveau plaatsvinden. Hiervoor bestaan geavanceerde dynamische rekenmodellen, zoals Trnsys of ESPr. Maar deze rekenmodellen zijn doorgaans te complex en te gedetailleerd voor gebruik door architecten in vroege ontwerpfases.Daarom wordt onderzocht of de toepassing van het EPBrekenmodel op het niveau van een kamer of van een dag en nachtzone een goede eerste indicatie geeft van het zomercomfort in de vroege ontwerpfase. Parallel worden ook de mogelijkheden van een stationaire rekenmethode op uurbasis geanalyseerd voor de inschatting van de binnentemperatuur in elke zone gedurende de maand juli. De geschiktheid van beide eenvoudige benaderingen wordt gevalueerd in een vergelijkende analyse met een multizonale dynamische simulatie in Trnsys. Dit artikel beschrijft de eerste resultaten van deze vergelijkende analyse voor een referentiewoning. Zowel de toepassing van het EPBmodel per zone als de eenvoudige stationaire bepaling van de binnentemperatuur voorspel

Auteur(s): L. (Lieve) Weytjens – Ph.D. Candidate, Provinciale Hogeschool Limburg (PHL, Dpt. Arts & Architecture)/UHasselt, Diepenbeek, België; dr.ir-arch. G. (Griet) Verbeeck – assistant professor, Provinciale Hogeschool Limburg (PHL, Dpt. Arts & Architecture), Diepenbeek, België

Lees meer in de PDF