Terug naar de kennisbank

Drukverhogingsinstallaties voor leidingwater

Interesse?

Download dan direct de PDF of lees eerst het beknopte overzicht.

Wanneer nodig en welke eisen gelden er?

In een drinkwaterinstallatie wordt een drukverhogingsinstallatie opgenomen als de beschikbare druk op het leveringspunt onder normale omstandigheden niet voldoende is om de voor enig tappunt nodige gebruiksdruk te verzekeren. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste voorschriften, bepalingen en richtlijnen die van toepassing zijn voor een rechtstreeks op de collectieve drinkwaterinstallatie aangesloten drukverhogingsinstallatie.

Meestal volstaat aan de tappunten een gebruiksdruk van 100 kPa, maar soms is een hogere druk gewenst. Voor de gebruikelijke tapkranen en taptoestellen wordt een maximale gebruiksdruk van 300 kPa aanbevolen. Uit oogpunt van doelmatigheid en veiligheid schrijft NEN 1006 (concept herziening 2014) een maximale gebruiksdruk op het tappunt van 500 kPa voor. In de Waterwerkbladen (concept herziening 2014) is daaraan, ten behoeve van woongebouwen, als richtlijn toegevoegd dat op enig tappunt van de leidingwaterinstallatie onder normale omstandigheden nooit een hogere statische druk mag optreden dan 600 kPa. De Europese norm EN 806-3 stelt die grens in het algemeen op 500 kPa. Tabel 1 geeft een overzicht van de minimale en maximale gebruiksdrukken en van de maximale statische drukken voor verschillende toepassingen.

Auteur(s): J. ( Johan) van den Brink, docent Hogeschool Rotterdam; W.J.H. (Will) Scheffer, Rehva Fellow/TVVL Expertgroep Sanitaire Technieken

Lees meer in de PDF