Download dan direct de PDF of lees eerst het beknopte overzicht.
Binnenluchtkwaliteit heeft terecht veel aandacht bij ontwerp en bouw van gebouwen en installaties. De achtergronden van die aandacht is door de jaren onderhevig geweest aan verschillende gedaantes. Opmerkelijk genoeg is anno 2018 gezondheid steeds meer een leidend argument voor het creeeren van een beter binnenmilieu. Opmerkelijk omdat gezondheid in historisch perspectief aan een revival bezig is. Was het vroeger om te voorkomen dat ziekten werden verspreid,
tegenwoordig is gezonder binnenmilieu van belang voor een betere prestaties en verbetering van het welzijn. Hoe is die rondreis tot stand gekomen? In dit artikel komen ontwikkelingen in het verleden en het heden aan de orde, die invloed hebben gehad op hoe men dacht en nu denkt over binnenmilieu. De nadruk ligt daarbij op binnenklimaat ofwel op binnenluchtkwaliteit en thermisch comfort.
Van de oudheid t/m de 18e eeuw
Door de geschiedenis heen heeft de mens erkend dat verontreinigde lucht schadelijk kan zijn voor de gezondheid. Grieken en Romeinen waren zich bewust van de negatieve effecten van vervuilde lucht in, bijvoorbeeld, drukke steden of mijnen (Hippocrates, 460- 377 v. Chr.). Rond 80 v. Chr. hadden de Romeinen al vloerverwarming om het binnenklimaat in hun paleizen en kuuroorden comfortabeler te maken (afb.1), maar het gebruik van open vuur voor verwarming werd in Europa pas wijdverspreid rond de 13e eeuw. In de 17e eeuw werd de schoorsteen uitgevonden en de eerste vrijstaande warme lucht kachels werden rond eind 17e eeuw gemaakt.[1] Gedurende het middeleeuwse tijdperk werd weinig nieuwe kennis ontwikkeld op dit gebied. Het algemene idee tot rond 1800 was dat de ademhaling vooral een manier van koelen van het hart was. Het was algemeen bekend dat uitgeademde lucht niet goed was voor de ademhaling, totdat het werd vernieuwd. De rol van zuurstof in de ademhaling werd opgemerkt door Lavoisier. Het werk van Antoine Lavoisier (1743– 1794) is bijzonder belangrijk voor het begrijpen van de menselijke stofwisseling, waaronder de kwantitatieve relatie tussen zuurstofverbruik en kooldioxide (CO2) uitstoot. Tot de tweede helft van de 19e
eeuw werd aangenomen dat de concentratie van CO2 een maat is voor de vraag of de lucht vers is of muf. [2]