Interesse?

Download dan direct de PDF of lees eerst het beknopte overzicht.

In leidingwaterinstallaties

De tijd dat voor het berekenen van de maximum momentvolumestroom (MMV) in waterleidingen alleen de aantallen van verschillende tappunten maatgevend was, ligt ver achter ons. Er kwamen aangepaste methoden waarvoor al meer rekenwerk moest worden verricht. Maar met de introductie van de nieuwe rekenregels in ISSO-publicatie 55 is de bepalingsmethode van de uiteindelijke MMV wel heel complex geworden.

De maximum momentvolumestroom (MMV) in een waterleiding is niet de som van de maximale volumestromen van alle op die leiding aangesloten tappunten. De MMV is de maximum te verwachten volumestroom bij onttrekking van water in 1 seconde. Voor de berekening ervan wordt sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw standaard de qnmethode gebruikt. De q staat voor de volumestroom van een tappunt en de n voor het aantal tappunten met die volumestroom. Als norm is gekozen voor een tappunt met een volumestroom q = 0,083 l/s en die stellen we gelijk aan 1 tapeenheid (TE). Is de volumestroom van een tappunt kleiner of groter dan 1 TE, dan wordt het aantal tapeenheden van dat tappunt berekend met: (qv;tappunt/0,083)2. Voor een leiding waarop meerdere tappunten staan aangesloten bepalen we de MMV met qTE, dan wel met 0,083TE. Bij de qTEmethode speelt alleen het aantal (verschillende) tappunten een rol.

Auteur(s): W. (Will) Scheffer, Rehva Fellow, TVVL Expertgroep ST

Lees meer in de PDF